Pastoraat
Pastoraat komt van het Latijnse woord ‘pasco’, dat betekent: weiden, hoeden, onderhouden, laten groeien. In het pastoraat gaat het om de herderlijke zorg in en ten dienste van de gemeente. Ambtsdragers hebben hierin een bijzondere taak en verantwoordelijkheid, maar in het ambt aller gelovigen zijn daarnaast alle gemeenteleden geroepen naar elkaar om te zien.
Pastoraat is essentieel in het gemeente-zijn, tot opbouw en uitbreiding van Gods Koninkrijk. Pastoraat is omzien naar elkaar. Meeleven in tijden van verdriet, vreugde of zorg. Maar ook met elkaar spreken over het Evangelie, mensen aanscherpen in hun christenLzijn en eenvoudigweg contact houden met mensen die op enige wijze verbonden zijn aan de gemeente: met een liefdevol oog, open oor en een warm hart.
Het ambtelijk pastoraat wordt onderscheiden in het reguliere huisbezoek en andere specifieke vormen van pastoraat. De kerkenraad streeft een zo optimaal mogelijke afstemming tussen prediking en pastoraat na. Naar een uitspraak van Calvijn gaat het er om de gemeente bij het Woord te bewaren, te wijzen op de verzoening in Christus. Predikant, ouderlingen en bezoekbroeders zoeken op huisbezoek dan ook naar de doorwerking van het Woord van God in het leven.
Daarnaast willen we tot zijn recht laten komen dat in de Bijbel de gemeente het lichaam van Christus heet (1 Kor 12; Ef. 4). De leden zijn dan ook voor elkaar verantwoordelijk en ieder lid heeft eigen gaven gekregen om de gemeente mee op te bouwen tot eer van Christus, die het Hoofd is van Zijn gemeente. In pastoraat en opzicht over de gemeente zal blijken dat de gemeente, ook doordeweeks, een gemeenschap is van onderlinge zorg vanuit de liefde van Christus. Ouderen én jongeren zijn in beeld. We stimuleren elkaar in de gemeente ook tot onderling pastoraat: het omzien naar elkaar is een roeping van de hele gemeente. De gemeente heeft de roeping een pastorale gemeente te zijn. Maar pastoraat staat niet op zichzelf. Vaak gaat het samen met diaconaat, toerusting of missie.